zondag 16 augustus 2015

Lopende band

"Wat voor appels zijn dit?" vraagt het meisje achter de kassa. De man staart naar haar en zegt niets. De kassière kleurt rood. Het lijkt nu pas tot haar door te dringen dat ze met een bewoner van één van de instellingen in het dorp te maken heeft die het antwoord op deze vraag hoogstwaarschijnlijk niet heeft. Achter hem staat een man die zijn vingers steeds weer opnieuw langs de lopende band laat glijden. Ondertussen kijkt hij naar zijn schoenen. Zijn schouders heeft hij zo hoog opgetrokken dat je zijn hoofd bijna niet ziet. Het hangt naar beneden. Ik vermoed dat hij ook geen antwoord zal geven.
Twee kinderen maken ruzie in de speelhoek.
Dat zijn toch niet die van mij he?
Geïrriteerd constateer ik dat ik weer eens de verkeerde rij heb gekozen.
De kassière kijkt vragend om zich heen terwijl de man onafgebroken naar haar blijft staren. Hij wiebelt wat van zijn ene voet op zijn andere voet. Dan komt er iemand aangerend die zich verontschuldigt en nog snel een zak uien op de lopende band gooit. Ah, gelukkig, een begeleider.  Dan zal het nu wel opschieten. De man bij de kassa mag de boodschappen inladen, maar krijgt de linnen tas niet geopend. Zijn handen trillen. Ik vraag me af waar deze mannen vandaan komen en wat hun verhaal is. Aan sommige mensen valt zo duidelijk af te lezen dat het geen makkelijk verhaal zal zijn. Wie waren ze als kinderen? Gingen ze ook mee met hun vader en moeder boodschappen doen? Speelden ze met vriendjes en zeurden ze ook om snoep? Kregen ze een kus op de zere plek als ze waren gevallen? Of was de toon toen al gezet?  Ik kijk naar hun haren, piekerig zonder glans. Aan hun blik en trage manier van bewegen te zien gebruiken ze zware medicijnen. Het is alsof ze er niet helemaal zijn, alsof iemand het licht vanbinnen heeft uitgedaan. Misschien moet dat wel om ze tegen zichzelf te beschermen. Het heeft iets vreemds om zo te zien van dichtbij. Dat je als het ware kunt worden 'uitgezet'.

Terwijl de begeleider de man met zijn tas helpt, draait de andere man zich om en kijkt naar mijn kar. Dan zet hij een paar stappen mijn kant op. Ik glimlach en probeer ondertussen een glimp op te vangen van mijn kinderen in de speelhoek. Ik pak wat spullen uit mijn kar en als ik omhoog kom staar ik ineens in het gezicht van de man. Hij houdt mijn kar met één hand vast.
 "Hallo," zeg ik aarzelend. De man zegt niets en zet nog een stapje mijn kant op. Dit voelt toch wat ongemakkelijk. Ik glimlach nog maar eens en kijk om me heen, alsof er niets aan de hand is. De man zet nog een stapje dichterbij. Ik trek mijn wenkbrauwen op en glimlachend probeer ik zijn aandacht te verplaatsen naar de lopende band. "Ben je ook boodschappen aan het doen?" vraag ik. Een diepere vraag zit er even niet in, maar ik hoop er iets mee te doorbreken zodat hij stopt met dichterbij komen. Er verandert niets. Sterker nog, de man zet nog een stapje en staart. En omdat ik iets langer ben dan hij vindt het staren ongeveer plaats op borsthoogte. Ik probeer al kuchend de aandacht van de begeleider te trekken, maar die is veel te druk met de andere man. Nog een stapje.
Zijn gezicht is nu zo dichtbij dat ik zijn adem hoor. Zijn mond hangt open. Ik houd mijn adem in en trek mijn hoofd wat naar achteren. Mijn glimlach voelt geforceerd en ik probeer wanhopig contact te maken met de begeleider. Ik wil weglopen en tegelijk wil ik er niet voor weglopen. Net als ik mijn kar weg wil weg trekken om toch voor een andere kassa te kiezen, duwt de man zijn voorhoofd zachtjes tegen mijn schouder en blijft staan. Ik sta als aan de grond genageld. Wat nu?
Wat doet hij? Vind ik dit nog leuk? Ik hoor zijn ademhaling en voel mijn eigen bonkende hart. "Uhm..kom je even gedag zeggen?" weet ik uit te brengen.
Dan komt hij nog ietsje dichterbij en legt voorzichtig zijn hoofd op mijn schouder. En het is dan dat ik zijn gezicht pas echt zie. Er schemert iets broos door in zijn blik. Als een teken van leven. Naast mijn ongemakkelijke gevoel voel ik ontroering opkomen. Het voelt warm.
Hier sta ik. Met hem. De mensen om ons heen gaan door en kijken niet. Ze staren naar schappen, graaien in karren, doen iets met hun telefoon en maken lawaai. Toch is het stiller dan ooit.

Dan roept de begeleider over zijn schouder dat de man mee moet komen. De man komt traag in beweging. Ik wil 'dag' zeggen en zoek zijn blik, maar als ik in zijn ogen kijk is er niemand meer. Geen herkenning, geen reactie, alleen 'leeg' en 'dof'. Hij draait zich om en schuifelt weg. Vanuit de speelhoek roept iemand: "Mama!" De kassière vraagt of ik een bonuskaart heb. Het is alsof er niets is gebeurd. Zachtjes laat ik even mijn vingers over de lopende band gaan.



                                         (Hans Pruijn: Ontmoeting)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten